Vandaag in het nieuws op Radio 1: gelukstips maken je gelukkiger. De universiteit van Leuven deed onderzoek naar de maakbaarheid van geluk. Persoonlijk geluk is voor 50% genetisch bepaald, voor 10% afhankelijk van omstandigheden en de vraag was of de overige 40% te beïnvloeden zou zijn met tips om gelukkiger te worden. Luisterend naar dit bericht werd ik nieuwsgierig naar de tips die tot meer persoonlijk geluk leiden. Wie wil dat niet? Over het algemeen krijg ik bij woorden als ‘passie’, ‘dromen’, persoonlijk succes’ en de coachingkalender een sterk Cup a Soup gevoel: ‘succes is een keuze!’ zullen we maar zeggen. En dan denk ik aan Hans Lebbes en de Happinez. Maar daar straks meer over. Geluk dus. Wat voor tips zouden het zijn? Voor zover ik kan achterhalen komen de tips van mede-onderzoeker Leo Bormans, de auteur van het boek ‘Geluk, the world of happiness’. Een boek dat ik niet direct zou oppakken. Maar toen ik het volgende van Bormans las werd ik nieuwsgierig: ‘Geluk is een tweeling’. Het gaat niet alleen om jezelf, maar ook om je medemens. veel van de tips zijn gericht op het beoefenen van wat vroeger ‘deugden’ werden genoemd: dankbaarheid voor de medemens, compassie tonen voor wat anderen overkomt, vergevingsgezindheid, en dergelijke’. Ik vond 10 van zijn tips. Daar gaan we:
1. Word optimist. Optimisme is deels genetisch bepaald, maar toch kunnen we ook leren positiever te kijken naar iets.
2. Denk in oplossingen. In plaats van over problemen te zitten tobben, kunt u beter meteen overgaan naar de volgende stap: de oplossing.
3. Neem het leven niet te serieus. Natuurlijk hebben we als volwassenen een heleboel verantwoordelijkheden, maar deze kunnen ingevuld worden op een speelse manier. Relativeren helpt ook (een prachtig verhaal van Benjamin Zander over rule number 6: ‘don’t take yourself so damn serious!’.
4. Ken je eigen zwaktes. Bepaal je eigen limieten en probeer deze niet te overtreffen. Onrealistische doelen worden toch niet bereikt. Kies daarom voor haalbare doelen.
5. Dankbaar zijn. Genereus zijn, voelt niet alleen goed. Op lange termijn brengt het iets op voor uzelf.
6. Probeer gezond te leven. Hoewel het niet onmogelijk is, wordt gelukkig zijn toch moeilijk als u constant ziek bent. Slaap voldoende en beweeg geregeld.
7. Leef in het heden. Gedane zaken nemen geen keer. Het heeft dus geen zin om te blijven stil staan bij fouten of problemen uit het verleden. Teveel nadenken over de toekomst hoeft ook niet, dat baart u alleen maar extra zorgen.
8. Leer een beetje ongelukkig te zijn. “In onze maatschappij moet alles fantastisch zijn, zomaar goed is niet meer genoeg”, ondervindt psychiater Dirk de Wachter. Een beetje ongelukkig zijn, hoort nu eenmaal bij het leven (en daarvoor moet je niet naar de psychiater).
9 Grijp kansen. Geluk komt niet uit de lucht gevallen. Grijp kansen en aanbiedingen. Ga in op het onverwachte en ga uitdagingen niet uit de weg.
10. Ga over tot actie. We weten wat ons gelukkig maakt, maar toch doen we het niet.
Door tip 8 kan ik leven met deze tips. Met een beetje fantasie zouden het principes kunnen zijn die gelden voor design thinking. Het kan beter! Maar dit geschreven hebbende kan ik het als calvinistische Noorderling niet laten om nog even te genieten van Hans Lebbis die los gaat op de glossy Happinez.
Auteur: Immo
Wat is een goed idee?
Gisteren gaf ik een training aan een groep docenten van verschillende opleidingen van de Hanzehogeschool. Het viel me weer op hoe gemotiveerd en gedreven veel van mijn collega’s zijn. Mooi. Het onderwerp van de training was effectuation. Een model over ondernemend gedrag van Sarasvathy dat ontstond n.a.v. een onderzoek naar het gedrag van ervaren ondernemers tijdens de start-up-fase. Studenten zeggen soms ‘ik heb een idee’. Of nog beter ‘ik heb een idee dat ik je wil laten zien en uitproberen’. De vraag aan de docenten was: welke vragen stel je aan deze studenten en welke waarde voeg je zodoende toe? Na het alleen en in stilte beantwoorden van deze vragen kwamen Martijn en Kees, twee studenten van de minor da Vinci, binnen en vertelden over hun idee. Ze bouwen een mobiele muur die je zonder schade kan plaatsen en weg kan halen en die 100% recyclebaar moet zijn. Ze hebben contact met kartonfabriek Smurfit Kappa en mogen materialen van hen gebruiken. Verder vertelden ze gesproken te hebben met woningbouwcorporaties, studentenhuisvesting, huisjesmelkers en de anti-kraak beweging. De vraag is: welke vragen ga je Kees en Martijn stellen en welke waarde wil je daarmee toevoegen? Gelukkig kwamen er vragen en geen ongevraagde adviezen. Vragen over het einddoel, of ze al bij IKEA waren geweest, wanneer de eerste muur geplaatst gaat worden en of ze een bedrijf willen starten. Ze kregen overigens wel wat (interessante) tips. In Japan wordt er bijna alleen maar met mobiele muren gewerkt. Of ze dat wisten. Dat wisten ze niet. De vraag zou dan ook kunnen zijn: is het een nieuw idee? Sir Ken Robinson werpt in zijn boek Out of Our Minds de vraag op ‘voor wie nieuw?’. Het kan nieuw voor jou zijn of voor de groep waarin je verkeert. Het kan nieuw voor het land zijn of zelfs voor de wereld. Robinson stelt dat echt iets nieuws bedenken schier onmogelijk is. Veel grote innovaties zoals het internet zijn meer een reeks van kleine innovaties. Het is veel interessanter om te kijken naar nieuwe combinaties van bestaande dingen. Terug naar de mobiele muur. is het een goed idee? Vanuit effectuation is het vertrekpunt dat een idee goed is als de bedenker het een goed idee vindt. Dat is namelijk een voorwaarde voor het investeren van tijd en energie in het idee. Het onderzoeken van de mogelijkheden, het voeren van gesprekken met potentiële klanten, deskundigen, kenners en beslissers. Tijdens al deze inspanningen is het vervolgens wel van belang of je in staat bent om te luisteren, te leren en je idee kunt en wilt verbeteren. Vanuit de docent is het van belang om eerst kennis te maken met de student. Hoe komt hij bij het idee, waarom vindt hij het waardevol om met het idee aan de slag te gaan, wat wil hij er uit halen, wat zijn zijn drijfveren en wat is zijn zogenaamde affordable loss (het maximale dat hij bereid is te riskeren voor dit idee). En de vraag of het een goed idee is, hoeft niet beantwoord te worden in het gesprek tussen de student en de docent of tussen de medewerker en de manager. Stimuleer de student / medewerker om met stakeholders te gaan praten. De stakeholders maken wel duidelijk welke behoeften er zijn en op welke manier je waarde kunt toevoegen. Ik herinner mijzelf geregeld aan de Stadsgarderobe van Anne Willem Pranger. Vier jaar geleden kwamen hij en vier andere studenten met het idee om een garderobe in het centrum van Groningen te openen. Een euro per jas op een A-locatie met vijf eigenaren. Ik zal maar zeggen wat ik toen dacht: om allerlei redenen een kansloos idee. Het was een geweldige en feestelijke opening en de tweede vestiging in Leeuwarden is een feit. Dus: een goed idee is goed als de bedenker het goed vindt. Een hele andere vraag is waar ideeën vandaan komen en daar is een prachtige animatie van gemaakt.
Oh ja? wat heb je dan geleerd?
Volgens mij kwam ik als student voor het eerst in aanraking met het boek ‘de lerende organisatie’ van Peter Senge. In een van zijn eerste hoofdstukken over leerstoornissen gaat hij in op het zogenaamde bedriegelijke leren. We leren het beste door ervaring maar het is soms moeilijk echt te doorgronden wat het effect is van een handeling. Wat is er nu gebeurd? Senge is een systeemdenker. In plaats van oorzaak – gevolg gaat hij uit van een systeem met variabelen die elkaar beïnvloeden. Soms is een kleine verandering van een variabele al voldoende voor een groot effect. Vanuit het systeemdenken zoek je altijd naar een duurzame verandering en is het geloof in eenzijdige ingrepen zoals het invoeren van prestatiebeloning in een organisaties of verplichte colleges in een opleiding niet groot. Een goede vraag bij indrukwekkende ervaringen is daarom ‘wat heb ik nu geleerd?’. Je deed iets (of juist niet) en toen gebeurde er wat. Senge gebruikt als voorbeeld voor het bedriegelijke leren het verhaal van een interim manager. De manager stelt veel geleerd te hebben van zijn klus. Na een paar goede vragen komt de manager niet verder dan de volgende metafoor ‘als je tegen een boom aantrapt veel lawaai maakt vliegen de vogels weg. Na een tijdje komen ze terug en gaan ze op een ander tak zitten’. Morgen mag ik op voor een proefaccreditatie. Het maakt me opstandig maar het dwingt mij en mijn collega’s ook om weer eens na te gaan waarom we doen wat we doen en welke effecten we willen en denken te bereiken met onze aanpak en methodes. Oud studenten zijn zeer enthousiast over de minor en de opbrengsten. Vanuit die positieve feedback is het verleidelijk te stellen dat we als team veel geleerd hebben. De vraag is wat hebben we waarvan geleerd? Overigens geldt hetzelfde voor de commissie die in een ochtend een beoordeling gaan geven over iets dat een half jaar duurt. Sir Ken Robinson schreef ooit dat onderwijs gaat over inhoud (curriculum), toetsing en didactiek. De meeste vragen gaan over de eerste twee. Terwijl de derde voor de kwaliteit van het programma wellicht het belangrijkste is. We zullen het zien. Spannend blijft het.
Mozes was een designer
Marty Neumeier’s naam kreeg ik van Cor Noltee. Cor komt een of twee keer per jaar studenten van de Hanze inspireren met zijn verhalen over design thinking (iets dat ik elke hogeschool kan aanraden). Hij maakte mij nieuwsgierig en ik begin dan meestal met een video. Een volgende stap is soms een boek. En dat gaat bij Marty Neumeier gebeuren. Heerlijk als alles in een verhaal klopt. De toon, de vormgeving, de opbouw en ga zo maar door. Neumeier legt uit dat we over het algemeen van weten naar doen gaan. We weten wat en dan doen we iets. Maar wat nou als je het niet weet en bestaande oplossingen niet voorhanden zijn, En je ook nog beseft dat geen situatie en probleem gelijk zijn? Dan is maken een goede stap. Door je verbeeldingskracht te gebruiken en ideeën om te zetten in prototypes leer je meer en kom je op onverwachte oplossingen. Neumeier zegt ‘a designer is anyone who devices ways to change existing situations in to preferred ones’. Iedereen dus. Ook mensen die op zoek zijn in of naar een loopbaan. Maar dat is weer een ander verhaal. Komende week start ik weer met een nieuwe groep studenten met het vak The Art of Innovation. En Marty heeft mij weer een boost gegeven om duidelijk te maken dat iedereen een designer kan en soms moet zijn. En wil je weten waarom Mozes een designer was? kijken maar!
Rolmodel
Gisteren ging het over modellen. Vandaag over een rolmodel. Siebert van der Veen van A.Hak was op bezoek bij de Hanze Ontwerpfabriek. Hij vertelde twee verhalen en sloot af met een uitdaging voor 100 studenten elektrotechniek en werktuigbouwkunde. Het eerste verhaal ging over de realisatie van het zoneiland bij Almere. Een prachtig verhaal over co-creatie en het lef om hulp te vragen. Het tweede verhaal ging over de reparatie van een waterleiding op 22 meter diepte in het Marsdiep, het stuk zee tussen Texel en Den Helder. Wederom co-creatie maar daarnaast ook over het vasthouden aan je principes, nee durven zeggen en een team leren samenwerken. Na deze twee voorbeelden kregen de studenten de opdracht om waarde te creëren uit de aardbevingen. Waarde voor meerdere stakeholders. Binnen anderhalf uur lagen er prachtige prototypes op tafel. Maar terug naar het rolmodel. Albert Bandura van Stanford bewees met zijn onderzoek dat een rolmodel een van de vier manieren is om je self efficacy te vergroten: ‘het vertrouwen van een persoon in de eigen bekwaamheid om met succes invloed uit te oefenen op zijn of haar omgeving, bijvoorbeeld door een bepaalde taak te volbrengen of een probleem op te lossen’. En dat is vandaag gelukt. Ik was er bij en moet weer eens in het goede verhaal van Bandura duiken.
Oh oh, een model!
In de sessie van gisteren over high performance teams stond het interessante model van Denning centraal. Het model gaat over het succes van teams en de wijze van sturing. Teams waarbij het team zelf alles regelt zijn het meest succesvol. Het model bestaat uit 4 soorten teams en 4 kernactiviteiten. Prachtig toch? Een model is een sterk vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid. Dat maakt gesprekken over moeilijke onderwerpen als cultuur, structuur, motivatie en bijvoorbeeld gedrag mogelijk. Dat is ook prachtig. Zodra je denkt dat het model de werkelijkheid is wordt het echter vervelend. De wereld bestaat dan nog slechts uit 7 rollen, 5 types en 3 cultuurtypen. Er zijn 4 manieren van leren en 2 soorten onderwijs: oud onderwijs en nieuw onderwijs. Dat laatste vermoord veel interessante gesprekken over onderwijs. Als een bedrijf opvallend succesvol is, is er al snel een boek, een blog of een artikel waarin het succes verklaard wordt. Waarschijnlijk aan de hand van een nieuw model. Het succes wordt teruggebracht tot 10 stappen, 5 fasen of 3 ‘leading principles. En, vrijwel meteen na het verschijnen van het boek staan de eerste adviseurs klaar om de wereld te verlichten. Wat mij betreft vaak een doodlopende weg. Lynda Gratton schrijft in haar boek Hotspots over het verschil tussen een best practice en een signatuurproces. Een best practise is een methode, een manier of stappenplan dat te kopieren is. Een soort recept. Volg de aanwijzingen en je krijgt het gerecht op de foto. Vaak is het echter heel ingewikkeld om te achterhalen waarom een bedrijf ergens succesvol in is. Gratton noemt dat signatuurprocessen. Deze begrijp je pas na een maand van rondlopen in het bedrijf. Veel gesprekken voeren, observeren en heel goed luisteren. Om het verschil praktisch te maken wil ik twee situaties beschrijven waarin een nieuwe manager op haar eerste werkdag haar medewerkers toespreekt. Het eerste verhaal kreeg ik te horen van een goede collega. De nieuwe manager nam op haar eerste dag het woord in de vergadering en sprak de volgende woorden ‘toen ik vanmorgen in de auto zat, dacht ik: wat zal ik met deze toko doen?‘. Het tweede verhaal komt van mijzelf. De nieuwe manager zei aan het begin van de vergadering ‘ik hoop de komende maand van jullie te leren, wil graag meelopen en meekijken en luisteren. Over een maand wil ik graag mijn eerste beeld met jullie delen’. Gareth Morgan biedt in zijn boek Images of organisations een mooi alternatief voor de vereenvoudiging. Hij beschrijft organisaties aan de hand van verschillende metaforen. Elk hoofdstuk biedt een nieuwe bril. Zet hem op en je ziet nieuwe dingen. De organisatie als organisme, als politieke arena of als machine. Je kunt het boek van Morgan moeiteloos zelf uitbreiden met allerlei andere metaforen. Het doet recht aan de complexiteit van de werkelijkheid. En als je die complexiteit vergeet en de wereld ziet als een paar lijstjes, modellen en assen gaat het mis. laat Barry Schwartz daar nu een prachtige verhaal over vertellen. Go Barry!
ga lekker tekenen
Kort geleden kreeg ik de vraag een team op gang te helpen met een opdracht. Het team werkt aan een app voor onder meer een van de olympische zeilteams. De app moet een team in staat stellen om op een makkelijke manier feedback te genereren. Afgelopen vrijdag was de voorbespreking van de sessie. Met een van de leden van het team maakten we een grote tekening van de context van de opdracht. Dat ziet er ongeveer zo uit:
Het was een ingewikkeld veld met verschillende stakeholders, gebruikers, opdrachtgevers, theoretische modellen, relaties en een hoop vraagtekens. Toch luidde de eerste stap van de sessie: maak alleen en zonder overleg in tien minuten een prototype van de app. Het effect was groot. In vrij korte tijd werd duidelijk dat de opdracht niet helder is, een van de opdrachtgevers geen app wil, dat er al een app is en dat het model onder het feedbackinstrument aangescherpt moet worden. Als je als team de stap van individuele beelden in de hoofden naar prototypes op tafel maakt gaat het snel. Het verbaast mij elke keer weer hoe goed dat werkt.
Ergens tussen de start en nu.
Vandaag gaven de studenten elkaar en mij les. Over hoe je je eigen greenhouse kunt bouwen en over hoe je uit het niets iets kunt maken. Ze zetten de deelnemers op het verkeerde been: iedereen hard aan de slag en pas daarna laten voelen dat het vragen naar de behoefte van de opdrachtgever cruciaal is. We zijn nu een dikke twee maanden onderweg met 32 studenten van verschillende opleidingen en hogescholen. Ze leren verschillende dingen en daarover gaven ze vorige week indrukwekkende presentaties. Presentaties die er voor zorgen dat je weer verder durft met dit bijzondere onderwijs. Ongevraagd gingen vier gelegenheidsteams hard aan de slag met het maken van prototypes. In alle vormen kwamen ze voorbij. Een audiopresentatie (‘ogen dicht allemaal’), een toneelstuk, een prototype van een machine en een koffieceremonie. Ik stelde in mijn groep voor om ons ons prototype te laten uitleggen door te beginnen met de woorden ‘stel je voor…’. Een van de studenten reageerde ad rem en zei terecht ‘dat is geen design thinking. Het prototype moet het voorstellen’. Snel bouwen, laten zien en altijd de vraag ‘wat kan er beter?’. Het werkt gewoon.
Tijdens de workshop kregen we ook de opdracht om onze werkruimte om te bouwen naar een greenhouse. Een plek die uitstraalt wie we zijn en wat we doen. In 15 minuten was het hele kantoor onder handen genomen. In het midden hing een groot vraagteken. Prototype 0.1. Iedereen tevreden maar nu is de vraag komt er een tweede versie? Als het idee goed genoeg is wel. We zullen zien. Ik zat er bij en keek er naar. Rapid prototyping, snelheid, bouwen, feedback vragen, scheiden van divergeren en convergeren. Het gebeurde allemaal. Geen idee wanneer ze dat geleerd hebben. Maar ik zie het en dat is veel belangrijker.
I am enough
Een aantal jaren geleden voerde ik als docent zogenaamde SLB gesprekken met studenten. In deze 1 op 1 gesprekken ging het over de studie, de sfeer, de resultaten, de keuze en soms over de thuissituatie. Het was vrijdagochtend en mijn eerste gesprek was met een student wiens resultaten niet goed waren. Hij kon het wel maar leek de motivatie niet te kunnen vinden om op de juiste momenten te studeren. Ergens in een tussenzin gebruikte hij het woord ‘HBO-tje’. Ik vroeg hem er naar en hij vertelde dat zijn ouders beide cum laude waren afgestudeerd. Zijn broer en zus waren aan het promoveren. Na een mislukt avontuur op de universiteit dreigde hij nu ook zijn ‘HBO-tje’ niet te halen. Een wanprestatie binnen een wanprestatie. Het maakte indruk op mij. Het volgende gesprek was met een studente. Ze moest er hard voor werken maar met een paar herkansingen was ze weer mooi opgeschoten. Ze keek me trots aan en zei ‘als ik deze studie haal gaat bij mijn familie de vlag uit. Ik ben de eerste die een HBO-diploma gaat halen en mijn pake en beppe vertellen het aan iedereen die het maar wil horen’. Twee studenten die dezelfde studie doen maar toch niet. En daar moest ik aan denken toen ik het indrukwekkende verhaal van Brene Brown hoorde over schaamte, connectie en imperfectie. Een tijd terug kreeg van mijn goede vriend Chris het boek ‘Dan kantelt de tijd’. Een verzameling van verhalen van mensen over sleutelfiguren in hun jeugd. Indrukwekkende verhalen waar voor mij een duidelijke rode draad in zat. De sleutelfiguren in die verhalen lieten merken dat het goed was. Geen oordeel, geen mening en geen opgelegd geluk. I am enough.
Do the doable and then push it.
Mijn oud collega Hans zei ooit iets over stafdiensten ‘je huurt ze in om je bed op te maken en de volgende dag vertellen ze hoe laat je op moet staan’. Vandaag kreeg ik een mail van een adviseur. Ze had een mailwisseling gevolgd tussen collega’s over de mogelijkheden een bestaand programma aan buitenlandse studenten aan te bieden. Ze had ongevraagd wel een aantal adviezen voor ons. Pak het gestructureerd aan, maak er een project van, beantwoord vragen over aantallen, eisen, kwalificaties, denk na over de vormgeving, de organisatie, de startdatum, de communicatie naar partners en wat andere afdelingen er van vinden. Is het zoveel werk? moeten we dat allemaal eerst regelen? Laat maar zitten. Zo vergaat het ook veel mensen met een ondernemend idee. Is er wel markt voor, wat is je concurrentie, hoe zit het juridisch, wat is je verdienmodel, welke kosten moet je precies maken, hoe ziet je marketingplan er uit, en hoe ziet je communicatieplan er uit, welke ondernemingsvorm ga je kiezen, wat zijn de risico’s en de verschillende scenario’s? Binnen vijf minuten zakken de schouders tien centimeter en is het gevoel ‘laat ik het maar niet doen’. Kan dat anders? Jazeker, en het moet soms ook anders. Als het effect van deze vragen in de eerste fase van een idee alle energie uit het proces halen is een andere aanpak nodig. Saras Sarasvathy deed onderzoek naar het gedrag en de besluitvorming van ondernemers in de opstartfase. Haar baanbrekende onderzoek leidde tot een model van ondernemend gedrag. In plaats van een doel dat SMART geformuleerd is, werken vanuit de beschikbare middelen en voorstelbare doelen. Vanaf dag 1 praten met stakeholders en nadenken over het aanvaardbaar verlies. Sarasvathy vergeleek het met koken. Lees je eerst het recept en voer je de instructies precies uit dan krijg je wat er op de foto staat. Tenminste dat is de bedoeling. Je kunt echter ook de koelkast opentrekken en koken met de ingrediënten die voor handen zijn. Effectuation dus! Do the doable and teh push it!